Brouwerij Jut & Jul
Het begon in september 2014, ergens op de Veluwe. Ik liep daar met een zeer goede vriendin. We hadden het erover dat we nog steeds niet wisten wat we later wilden worden. Een terugkerend thema. Stikjaloers waren we op Mannen Met Hobby’s. Mannen die zich helemaal konden verliezen in één ding. Die daar alles van wilden weten en hebben, die daar oeverloos over konden praten met andere mannen met dezelfde hobby. Wij hadden dat niet.
Brouwen
“Maar jij hebt het er toch weleens over om samen met Rob te gaan brouwen?” vroeg die vriendin, terwijl we slingerend achter elkaar over een smal bospaadje liepen. “Dan heb je dus misschien wél een hobby.”
“Ja, dat is wel zo,” sputterde ik, “maar we zijn nog steeds niet begonnen en het is een hoop uitzoekwerk om erachter te komen wat je precies nodig hebt. En misschien vinden we het in het echt wel helemaal niet zo leuk.”
“Dat weet je pas als je het probeert. Je gaat gewoon lekker samen de keuken in en misschien vind je het wel zo leuk, dat je later nog eens een brouwerijtje begint.”
Toen ik terugkwam van de Veluwe belde ik Rob. “We moeten maar eens gaan brouwen.”
Jut en Jul
De naam Jut en Jul hadden we al een hele tijd. En Rob had ook al bepaald dat hij Jut was, ‘want Jul is een vrouwennaam’. We hadden daarnaast een hele rij namen voor onze bieren bedacht. Onze session IPA zou Jut en Jul moeten morgen weer werken gaat heten. Onze stout Jut en Jul nemen er nog eentje en onze tripel Jut en Jul vinden hem ook niet zo lekker. We probeerden ons voor te stellen hoe het bestellen aan de bar zou klinken. En hoe het moest als we de internationale markt op gingen. Uiteindelijk sneuvelden al onze briljante vondsten, bang als we waren voor een flinke plagiaatzaak van Fokke en Sukke zodra we een beetje naam zouden gaan maken.
Beginnersgeluk
De eerste brouwdag was op 6 december 2014, exact een jaar geleden. Het brouwen strandde die dag bij de schrootmolen. Dat was op zich gunstig, want schroten is de eerste stap in het brouwproces. Lulliger was het geweest als we het schroten wel voor elkaar hadden gekregen en er dan aan het eind achter waren gekomen dat je bij een platenkoeler ook slangen nodig hebt. Bij de tweede poging ging er bij elke stap in het brouwproces wel wat fout, dus we vreesden het ergste. We zaten nog wat te steggelen over een naam. De eerste keer dat we een flesje opentrokken, was een klein feestje. Het flesje siste keurig en ik goot iets in een glas dat sterk op bier leek. We namen een slok en geloofden onze smaakpapillen niet. Het was bijster lekker! Een vriendin bedacht de naam van ons eerste bier: Beginnersgeluk.
Dertien brouwsels
Inmiddels ben ik dertien brouwsels verder (de laatste zeven zonder Jut, want die zit even op Aruba). Bij vrijwel elk brouwsel probeer ik iets nieuws uit of ontdek iets nieuws. Eén keer leegde ik de inhoud van een gistvat boven de wc. Kwestie van een gestokte vergisting, een troebele bende en een volslagen gebrek aan geduld. En één keer bleek ik (samen met een gastbrouwer) jodiumbier te hebben geproduceerd. Vloeibare pleisters, niet te zuipen. Maar bijna altijd komt er een drinkbaar tot zeer aangenaam bier tevoorschijn. Het brouwen gaat soepeler en de recepten worden steeds beter. Dat is één van de leuke dingen aan brouwen: de variatie is eindeloos. Niet alleen qua ingrediënten en de verhouding daartussen, maar je kunt ook tijdens het brouwproces op allerlei manieren het eindresultaat beïnvloeden. En het is heerlijk om iets te maken. Om te beginnen met een zak gerst en te eindigen met een plank vol gevulde flessen.
Dus ja, ik heb een hobby. Na een jaar durf ik dat wel te zeggen. En ik weet ook steeds beter wat ik later wil worden. De vriendin met wie ik op de Veluwe liep is er nog steeds een beetje verontwaardigd over.
Comments
Leuk al die verhalen en ook leuk om de flesjes met de gekleurde etiketten zo samen te zien.