Ode aan nu
Ik ben – naast allerlei andere dingen – ook een pelgrim. Dat word je vanzelf een keer als je pelgrimstochten loopt. Het is wat lastig te omschrijven hoe dat gaat en wat je ervoor moet doen, maar op een dag voel je dat je er eentje bent. Het is een virus en de besmetting is chronisch. Vraag het maar aan andere pelgrims. De weg lonkt. Altijd.
Na de Camino, en nu?
En nu ik al sinds 20 juli 2015 geen praktiserend pelgrim mee ben, begint het bij mij weer enorm te jeuken. Mijn Grote Plan laat even geen nieuwe pelgrimstocht toe, maar ik ben mijn shot gaan halen op de voorjaarsbijeenkomst van het Nederlands Genootschap van Sint Jacob.
Een van de sessies waar ik naartoe ging, heette ‘Na de Camino, en nu?’ Ik vermoedde dat het zou gaan over de vraag of de weg je veranderd had en in hoeverre je goede Camino-gewoontes mee naar huis had genomen. Dat was niet zo. Het gesprek ging over hoe bijzonder het onderweg was geweest, hoeveel heimwee iedereen had, hoe snel het dagelijks leven je weer opslokte en bijna iedereen was alweer bezig met het plannen van een nieuwe pelgrimstocht. Dat virus hè?
Je bent
Eén van de dingen die elke pelgrim fijn vindt is dat je op de Camino alleen maar met nu bezig bent. Gewoon, je loopt. Het is mooi weer, geen weer, warm weer, koud of het waait. Je hebt honger, dorst, zere voeten of niet. Je bent. En ‘s avonds vind je ergens een bed in een herberg en morgen ga je vast weer een stuk lopen, maar dat zie je dan wel weer. Er zijn andere mensen, die zijn ook. Je betekent iets voor elkaar, omdat je op hetzelfde moment op dezelfde plek bent. Niet op Facebook of whatsapp.
En eerlijk gezegd kan ik het steeds beter. Nu. Zijn. Er gingen al duizenden kilometers van training aan vooraf, maar ik denk wel dat ik het kan worden: fulltime pelgrim. De sessie werd afgesloten met een gedicht van Fernando Pessoa.
Voorbij de bocht in de weg
ligt misschien een plas en misschien een kasteel.
Ik weet het niet en ik vraag het niet.
Zolang ik op de weg loop voor de bocht
zie ik slechts de weg voor de bocht.
Want ik kan niets anders zien.
Ik zou er niets aan hebben naar de andere kant te kijken
naar dat wat ik niet zie.
Als er mensen zijn voorbij de bocht
laten die zich dan bezighouden met wat er is voorbij de bocht.
Die weg is voor hen de weg.
Mochten wij daar ooit komen
dat zien we dat wel als we daar zijn.
Hier is slechts de weg voor de bocht.