Langzaamaan begint het leven weer te lijken op hoe het was. En dat was een bijster aangenaam leven.
Hoera, ik mag weer terug naar overdag, twitterde ik gisteren blij. Maar het loopt natuurlijk weer anders. De gifbeker is nog niet leeg.
Na radiotherapiesessie 11 liep het spaak. Hoe verantwoordelijkheidsgevoel uitmondde in een hoop gedoe.
Het dreigt een donkere, saaie en geïsoleerde winter te worden. En dus moet je in deze tijden, wanneer het kan, snel een paar flinke teugen van het leven nemen.
Ik vind allerlei dingen gewoon die ik vóór het coronavirus raar had gevonden. Behoorlijk raar.
‘Had je niet liever terug gewild naar Nederland?’ Die vraag heb ik de afgelopen maanden regelmatig gehad. Het antwoord is nee. Mijn leven is hier. Voordat ik ziek werd, heb ik twee interviews gegeven en een artikel geschreven. Die vertellen precies waarom.
“Denk maar gewoon dat je op vakantie bent,” zei de chirurg terwijl ze een hand op mijn schouder legde. “Sluit je ogen en ga lekker op het strand liggen.” Daarna werd ik de OK binnengereden.
Ik was al zo vaak langs dat ziekenhuis gereden. En dan dacht ik: wat fijn dat ik geen idee heb hoe het er van binnen uitziet. In de afgelopen weken heb ik vrijwel de hele benedenverdieping leren kennen. En binnenkort is de bovenverdieping aan de beurt.
Nog steeds sta ik met het inhalen van uitjes in de overdrive. Ik wil overal naartoe. Nu het weer kan. Nu het nog kan. Deze week was mijn geliefde Gijón aan de beurt. Het werd een hoopvol weerzien.